Over
luidsprekers.
Algemene uitleg bij millon techniek
Luidsprekers bepalen voor het allergrootste deel hoe een hifi
installatie klinkt. Luidsprekers zijn vaak de zwakste schakel in
de hifi keten. De omzetting van elektriciteit in een trilling
van de lucht, dat is wat luidsprekers doen, is erg gevoelig. Net
zoals het oor erg gevoelig is. Daarom loont het de moeite om te
zoeken naar goede luidsprekers.
Wat is het juiste versterkervermogen voor een
bepaalde luidpreker?
Dit is in wezen
afleidbaar van het conus-oppervlak van de basluidsprekers. Voor
een bepaalde 'luchtverplaatsing' is een bepaald vermogen nodig.
Ruwweg voor een 13 cm conus zo'n 60 watt. Voor een 17 cm conus
80 Watt. 25 cm 150 watt. Met twee conussen ipv een ook inderdaad
twee maal zoveel. Een bassreflex systeem is hoger belastbaar dan
een gesloten systeem. Het is wenselijk om een versterker te
gebruiken die een min of meer overeenkomend vermogen heeft.
Teveel, dan kan de luidspreker inderdaad wel eens teveel
krijgen. Maar dit gebeurd niet snel, omdat het piek vermogen wat
een luidspreker kan verdragen meestal veel hoger ligt dan het
continue vermogen en omdat muziek bestaat uit een signaal met
veel pieken en niet zozeer uit een continue gelijkblijvend
signaal. Het gevaar ligt eerder in een veel te lichte versterker
deze wordt tever uitgestuurd waardoor deze niet meer een mooi
sinus signaal maakt maar een vervormd signaal met een deel
gelijkstroom. Deze is onhoorbaar maar kan dan wel uiteindelijk
schade toebrengen aan de basluidsprekers van een luidspreker. De
praktijk is echter dat luidsprekers zelden stuk gaan. Ze kunnen
heel wat mishandeling verdragen. Maar als iemand heel erg zijn
best doet zal het heel soms lukken om een luidspreker stuk te
krijgen. Voor versterkers geldt hetzelfde. Een veel te lichte
versterker kan het iets zwaar hebben op een zwaardere
luidspreker. Maar pas dan als het muziek signaal heel hard wordt
gezet. Over het algemeen komt het wattage wat naar de
luidspreker gaat zelden over de één Watt
Hebben luidsprekers last van slijtage?
Luidsprekers
slijten zo goed als niet. (Helaas voor ons fabrikanten) De
grootste slijtage bij luidsprekers is dat de speakers in de
luidsprekers die een ophangrand hebben van schuim. Onder invloed
van zonlicht verouderd deze en meestal na een jaar of tien valt
deze rand geheel uit elkaar. Soms zijn deze te vervangen. Echter
de flexibiliteit komt zelden overeen. Met als gevolg dat de
luidspreker een andere klank krijgt. Heel soms raakt het
ferrofluid, wat gebruikt wordt voor het beter laten klinken en
koelen van de hoge tonen luidsprekers, verouderd. Het wordt dan
wat stug (thixotroop) met als gevolg dat de hoge tonen weergave
te wensen overlaat.
Zijn er ontwikkeling in luidsprekerunits?
De luidsprekerunit
ontwikkeling blijft doorgaan. Recent op de markt zijn er betere
drivers . met een fijnere klank, veel meer detail weergevend en
natuurlijker klinkend. Met grotere dynamiek reserves. Met
precieze gecontroleerde basweergave. Dit hangt ook af van fijne
afstemmingen in de luidspreker, de soepelheid stijfheid en
ophanging. En de lineariteit van het magneetveld. Lange slag
luidsprekers. Grotere bewegingsvrijheid. Extreem gecontroleerde
demping. Compressievrijheid.
Waarom is de belastbaarheid van een basreflex
systeem groter dan een gesloten systeem?
Omdat de uitslag van de
conus lager is. Om twee redenen: De Q factor is lager (hierover
meer verderop in deze uitleg) waardoor de uitslag van de
luidsprekerconus bij lage frequenties kleiner is. en de uitslag
bij lage frequenties wordt aanzienlijk gedempt door de
reflexwerking van de lucht in de luidspreker op de
basreflexpoort. Waardoor ook de vervorming van een basreflex
systeem aanmerkelijk lager is dan bij een gesloten systeem.
Welke invloed heeft de impedantie op de versterker?
De meeste moderne
versterkers kunnen prima op luidsprekers spelen met een lagere
impedantie. Een heel groot deel van alle luidsprekers is immers
al rond de 4 ohm. En ook versterkers die op 8 ohm zijn afgesteld
geven nog steeds een behoorlijk deel van hun vermogen af op een
4 ohmig systeem. Anders wordt het als meerdere laagohmige
systemen samen (parallel) worden aangesloten op dezelfde
versterker bijvoorbeeld twee sets van 4 ohm. Door deze parallel
te zetten halveert de impedantie (dat is de weerstand die een
versterker ziet) en wordt 2 ohm. Voor enkele versterkers kan dit
een probleem gaan vormen. Sommige zijn hier niet voor ontworpen.
Met als gevolg dat het vermogen wat deze versterkers kunnen
afgeven bij deze lage impedantie veel kleiner is. Zacht spelen
is geen enkel probleem, maar zodra erg hard gespeeld wordt gaat
de versterker vervormen. En kan zelfs stuk gaan. De meeste
versterkers hebben echter geen probleem met (wat) lagere
impedanties van luidsprekers zolang ze maar niet heel hard spelen.
En buizenversterkers?
Deze hebben meestal
veel minder vermogen en kunnen dan ook uiteindelijk minder hard
spelen. Als ze goed zijn hebben ze echter wel een klank alsof ze
veel 'groter' zijn en meer vermogen hebben. Vanwege het kleinere
vermogen is het wel raadzaam om deze met luidsprekers te
combineren die een niet te laag rendement hebben. Vanaf zo'n 90
dB gaat het prima. Vaak kunnen deze aan de impedantie van de
luidsprekers aangepast worden.
De Q factor van een luidspreker wat is dat?
De luidsprekers
geven tonen weer. Maar niet bij iedere frequentie even hard. Bij
hele lage tonen hebben de luidsprekers een resonantiefrequentie.
Dat wil zeggen dat de luidspreker als hij zelf in zijn geheel
mag trillen hij dat bij die frequentie doet. Bijvoorbeeld bij 30
Hz. Als de luidspreker een Q factor van 1 heeft wil dat zeggen
dat deze bij de resonatiefrequentie even hard speelt als bij de
hogere tonen (bv 200 tot 700 Hz). Als de Q factor 0.5 is wil dat
zeggen dat de luidspreker half zo hard speelt bij de
resonantiefrequentie. Door een luidspreker in een kast te doen
wordt de resonantie frequentie hoger en precies zoveel wordt ook
de Q factor hoger. Dus als door de luidsprekerkast de
resonantiefrequentie twee maal zo hoog wordt wordt ook de Q
factor twee maal hoger. Dat wil in de praktijk zeggen dat de
luidsprekers voor een gesloten behuizing meestal een Q factor
moet hebben van rond de 0.5 omdat deze dus door de
luidsprekerkast wordt verhoogt en dan rond de 1 uitkomt.
Afhankelijk van andere factoren kan dit uiteraard wisselen maar
in grote lijnen komt het wel hier op neer. Bij een basreflex
systeem worden door het basreflexsysteem de lage tonen nog iets
extra versterkt dus om te zorgen dat dit uiteindelijk niet boven
de 1 komt (en liefst ongeveer 0.7) moet met nog een wat lagere Q
factor worden begonnen. Typisch voor basreflexsystemen is om
luidsprekers te nemen met een Q factor van 0.35. Om deze Q factor
zo laag te krijgen is wel een verhoudingsgewijs grotere magneet
nodig. Deze geeft de hogere tonen wat harder weer en dempt de
luidsprekers bij de frequentie waar deze resoneert.
Hoe werkt een filter in
luidsprekers?
Het filter dient
ervoor om te zorgen dat de luidsprekers de tonen krijgt die hij
moet weergeven en geen andere tonen,Dus de lage tonen moeten
naar de laagweergever en de hoge tonen naar de tweeter. Spoelen
hebben een hogere weerstand naar mate de frequentie hoger wordt,
Dat is als volgt te zien: Het signaal loopt door de lange
opgewonden draad langs elkaar. Zolang het signaal rustig een
kant opgaat ondervindt het geen weerstand van het signaal wat
door de draden op dezelfde spoel dezelfde kant opgaat. maar als
het signaal vaak wisselt van richting wordt de weerstand die de
stroom in de draad in de spoel op elkaar uitoefent steeds
groter. Dus komen de hogere tonen er moeilijker doorheen. En de
lagere tonen heel gemakkelijk. Ideaal dus om voor een
basspeaker te zetten zodat deze alleen de lagere tonen krijgt.
De condensator
werkt omgekeerd. Die kan bij iedere wisseling van stroomrichting
een hoeveelheid energie doorlaten. Dus als de richting vaak
wisselt (bij hoge tonen) kan er veel signaal doorheen. Bij lage
toen wisselt de richting niet zo vaak en komt er dus weinig
energie door. Ideaal voor een tweeter die lage tonen absoluut
niet kan weergeven en er zelfs stuk van zou gaan als deze lage
tonen wel aan hem zouden worden aangeboden.
Hogere orde filters?
het signaal wat
bijvoorbeeld naar de tweeter gaat bevat zelfs als het de
condensator gepasseerd is nog teveel lagere tonen. Nu wordt
parallel aan de tweeter (voorbij de condensator) een spoel
geplaatst. Zoals net uitgelegd heeft deze een lagere weerstand
bij lage frequenties. Dus kiezen de lagere tonen er nu voor om
niet door de tweeter te gaan maar de weg met minder weerstand te
nemen door de spoel parallel aan de tweeter. Omgekeerd doet de
condensator dit bij de basluidspreker. De weerstanden zorgen
ervoor dat het signaal afgezwakt wordt zodat de tweeter bv niet
te hard speelt tov de bas en midrange.
Butterworth, Chebyscheff, Bessel, welk filter is het
beste?
In de praktijk van
de luidsprekerbouw wordt met de vroegere ontwikkelaars (helaas
voor hen) geen rekening gehouden. Filters worden bij ons op maat
gemaakt. De filtering die het beste is voor een luidspreker
hangt af van de praktijk van de gebruikte luidsprekers. En nog
meer van de combinatie. Want niet alleen moeten de luidsprekers
samen een gelijkmatige geluidsdruk frequentiegang hebben ook
moeten zij in dezelfde fase en met hetzelfde tijdsgedrag samen
het signaal weergeven. Dit betekend op maat maken. En dat
betekend dat niet een standaard filter gebruikt kan worden.
Wat voor effect heeft de luisterruimte op het geluid?
Het geluid komt uit
de luidsprekers in een ruimte met een effect op de klank. Tonen
worden gedempt maar welke tonen. Andere worden versterkt. Een
kleine ruimte versterkt de laagweergave. Een grote veel minder.
Het bankstel absorbeert de meeste energie. Daarna de
vloerbedekking mits aanwezig. Een kale ruimte geeft vaak ook
relatief minder demping in het midden/hoog. Zachte (bv houten)
wanden laten het laag goed door en zorgen er dus voor dat er
relatief minder laag in het geluid blijft.
Luidsprekerbouw hoe is dat?
Ondanks dat het zo misschien eenvoudig lijkt is niets minder
waar. Luidsprekerbouw is een complexe materie. Vele
muzieksoorten. Opname technieken. Verschillende luisterruimtes
Opstellingen.Conusmaterialen, stijfheid, demping, massa,
resonantiefrequentie, demping van de ophanging, hoogte van de
speakerchassis ten opzichte van de vloer, de vorm van de
kastinhoud, de plaats van de speaker ten opzichte van de
kastinhoud, de demping, hoeveel, welke soort, welke plaats, het
filter. Meer facetten dan de grootste diamant. En wat ons
betreft minstens zo boeiend. Het koste vele jaren om enig
inzicht te krijgen in hoe geluid nu eigenlijk precies werkt.
Ervaring en kennis om vele complexe dingen voor ons eenvoudig te
laten lijken. Om te weten wat welk effect heeft. Hebben wij
geheimen? Misschien toch een paar verstopt in onze ervaring.
|